Bedienden (PC 200)
3) Bedienden (PC 200)
De bedienden van transportbedrijven vallen onder de bevoegdheid van het Aanvullend Paritair Comité voor Bedienden (APCB) nr. 200. Sinds 1 januari 2006 worden de salarissen jaarlijks op 1 januari geïndexeerd.
1. Beroepsclassificatie
Het loonbarema in het APCB nr. 200 bestaat uit vier categorieën op basis van de functieclassificatie. De classificatie bestaat uit een indeling in vier klassen (A, B, C en D). * Klasse A bevat "uitvoerende functies": deze functies worden algemeen gekenmerkt door het verrichten van een beperkt aantal eenvoudige, zich herhalende, taken. * Klasse B bevat "ondersteunende functies": deze functies worden algemeen gekenmerkt door het leveren van een bijdrage tot de realisatie van een grotere opdracht. * Klasse C bevat "beherende functies": deze functies worden algemeen gekenmerkt door het realiseren van een afgerond geheel van taken die samen één opdracht vormen. * Klasse D bevat "adviserende functies": deze functies worden algemeen gekenmerkt door het bewaken en ontwikkelen van één bedrijfsproces in het kader van een bepaalde doelstelling. Het doel van de indeling van de bediendenfuncties in klassen is ondernemingen een objectieve richtlijn te geven bij de toepassing van de beloningsminima.
2. Loonstelsel
De loonbarema's zijn gebaseerd op het aantal jaren beroepservaring. Twee loonschalen zijn van toepassing : * loonschaal I: toepasselijk op bedienden die in dienst treden in de onderneming; * loonschaal II: toepasselijk op bedienden die sinds één jaar in dezelfde onderneming werkzaam zijn. De periodes van deeltijdse beroepsprestatie worden met voltijdse prestaties gelijkgesteld voor de bepaling van de periode van beroepservaring.
Bepaalde gevallen van schorsing van de arbeidsovereenkomst worden met effectieve beroepsprestaties gelijkgesteld: * periodes van arbeidsongeval of beroepsziekte; * periodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, met een maximum van drie jaar; * thematische verloven/tijdskrediet, met een maximum van drie jaar; * gewoon volledig tijdskrediet, met een maximum van één jaar; * werkloosheid tot één jaar, indien de betrokkene minder dan 15 jaar beroepservaring heeft en tot twee jaar, indien hij/zij meer dan 15 jaar beroepservaring heeft; * periodes van zwangerschapsverlof en vaderschapsverlof; * profylactisch verlof; * toepassing van de crisismaatregelen voorzien door de crisiswet.
In het PC 200 (APCB - Aanvullend Paritair Comité voor de Bedienden) worden de lonen jaarlijks geïndexeerd op een vast tijdstip, m.n. op 01/01.
Op 01/01/24 bedraagt deze indexering 1,48 %.
Loonschaal 1: toepasselijk op de bedienden die in dienst treden in de onderneming
Loonschaal 2: toepasselijk op de bedienden die sinds 1 jaar in dezelfde onderneming werkzaam zijn.
*Opgelet! De sectorale minimumloonschalen zijn per 1 september 2019 met 1,1% verhoogd.
Voor bedienden die boven barema betaald worden (de zgn. reële lonen) voorziet het sociaal akkoord 2019-2020 de volgende regeling:
Bedienden die op 31/08/19 meer dan 1,1% boven het minimumbarema worden betaald: geen toekenning van een loonsverhoging van 1,1%, maar betaling van een tijdelijke jaarpremie en een éénmalige premie, waarbij : * de éénmalige premie betaalbaar is in december 2019 en gelijk is aan het bruto maandloon van november 2019 x (1,1% x 5). Deze premie wordt toegekend aan de bedienden in dienst op 01/09/19, prorata de prestaties geleverd gedurende de referteperiode van 01/09/19 tot 31/12/19. Deze éénmalige premie is gelijk aan de waarde van de loonsverhoging voor de periode van 01/09/19 tot 31/12/19. * tijdelijke jaarpremie betaalbaar vanaf december 2020 en vervolgens ieder jaar in december totdat de harmonisatie werd gerealiseerd. Deze tijdelijke jaarpremie is gelijk aan het bruto maandloon van november 2019 x (1,1% x 13,92). Deze tijdelijke jaarpremie wordt toegekend aan de bedienden in dienst op 01/09/19 met een volledige referteperiode van 01/01 tot 31/12. Zij is gelijk aan de waarde van de loonsverhoging van 1,1% op jaarbasis.
Bedienden die op 31/08/19 minder dan 1,1% boven het minimumbarema worden betaald: verhoging op 01/09/19 van het brutoloon tot het nieuwe minimumbarema en toekenning van een éénmalige premie en een tijdelijke jaarpremie als volgt: * 5 x het percentage betaald boven het minimumbarema op 31/08/19 x het bruto maandloon van november 2019, wat betreft de éénmalige premie; * 13,92 x het percentage betaald boven het minimumbarema op 31/08/19 x het bruto maandloon van november van het refertejaar, wat de betreft de tijdelijke jaarpremie.
De verhoging van de reële maandlonen is niet van toepassing op de bedienden die in de periode 2019-2020 andere voordelen in koopkracht toegekend krijgen die gelijkwaardig zijn. Eenmalige premies kunnen worden aangerekend voor zover zij toegekend zijn in de periode 2019-2020. De brutoloonsverhoging van 1,1% of het gelijkwaardig voordeel moet recurrent zijn vanaf uiterlijk 1/1/2021.
Het bedrag van de éénmalige premie en de tijdelijke jaarpremie wordt toegekend prorata de effectieve en gelijkgestelde dagen tijdens de referteperiode. De gelijkgestelde dagen zijn : alle schorsingen van de arbeidsovereenkomst waarvoor loon wordt betaald, vermeerderd met de dagen vaderschapsverlof en moederschapsverlof. Het systeem van de premies werd in het leven geroepen om de sociale partners van de sector de tijd te geven tot 31/12/2022 om een CAO aanvullend pensioen voor de bedienden af te sluiten in het kader van de verplichte harmonisering aanvullend pensioen arbeiders-bedienden. Eens dit is gebeurd, wordt het bedrag van de premies verminderd met de kost van dit aanvullend pensioen.
3. Eindejaarspremie
Bedrag Bruto maandloon van de maand december: * maximum voor voltijdse werknemers; * proportioneel bedrag voor deeltijdse werknemers.
Toekenningsvoorwaarden 1) Het bedrag van de premie mag worden herleid a rato van de afwezigheden in de loop van het jaar, die niet voortspruiten uit de toepassing van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen inzake jaarlijkse vakantie, wettelijke feestdagen, klein verlet, vaderschapsverlof, betaald educatief verlof, syndicaal verlof beroepsziekte, arbeidsongevallen, bevallingsrust en van 60 dagen ziekte of ongeval; 2) Behoudens andere bepalingen overeengekomen op ondernemingsvlak, wordt deze premie betaald op het einde van het jaar; 3) Werknemers die hun (brug)pensioen hebben bekomen en die de onderneming hebben verlaten voor de datum van betaling van de premie hebben recht op een premie berekend a rato van de prestaties tijdens het werkjaar voor zover zij een anciënniteit hebben van ten minste zes maanden op het ogenblik van hun vertrek, werknemers aangeworven voor een duidelijk omschreven werk van minstens zes maanden en die de onderneming verlaten vóór de betaling van de premie hebben eveneens recht op een pro rata uitbetaling; 4) Voornoemde bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen die in de loop van het jaar een evenwaardig voordeel toekennen, welke ook haar benaming weze, hetzij onder de vorm van een conventionele premie, hetzij ten titel van gift; de werknemers moeten : * verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor bedienden op het ogenblik van de betaling van de premie; * een anciënniteit hebben van ten minste zes maanden op het ogenblik van de betaling van de premie; * in de onderneming in dienst zijn getreden ten laatste op 1 januari 2009. Voor de bedienden die in de onderneming in dienst zijn getreden na 1 januari en die een effectieve aanwezigheid hebben van ten minste zes maanden, wordt de premie toegekend a rato van het aantal maanden effectieve prestaties. Dit geldt eveneens voor contracten van bepaalde duur van minstens zes maanden, die eindigen vóór de betalingsdatum van de premie.
De bedienden die aan hogervermelde voorwaarden voldoen, maar in de loop van het jaar werden ontslagen om een andere dan een dringende reden, hebben eveneens recht op de eindejaarspremie a rato van het aantal gepresteerde maanden. Belangrijk! De eindejaarspremie van de bedienden moet volledig door de onderneming betaald worden. Het Sociaal Fonds betaalt alleen een voorschot op de eindejaarspremie van de arbeiders uit de sector.
4. Ecocheques
Met ecocheques kunnen de bedienden ecologische diensten en producten aanschaffen die in de bijgevoegde lijst op de CAO nr. 98 van de Nationale Arbeidsraad vermeld staan. Deze lijst is beschikbaar op de website van de nationale arbeidsraad. De geldigheid van de ecocheques is beperkt tot 24 maanden vanaf de datum van terbeschikkingstelling aan de bedienden. De maximale nominale waarde ervan bedraagt 10€ per cheque. De betaling van deze ecocheques vindt plaats één keer per jaar elk kalenderjaar in de loop van de maand juni.
Waarde ecocheques: * Voltijdse betrekking: 250€ * Vanaf 4/5 van een voltijdse betrekking: 250€ * Vanaf 3/5 van een voltijdse betrekking : 200€ * Vanaf 1/2 van een voltijdse betrekking: 150€ * Minder dan 1/2 van een voltijdse betrekking: 100€
De referteperiode is de periode van 12 maanden die loopt vanaf de maand juni vanaf het voorgaande kalenderjaar t.e.m. de maand mei van het betrokken kalenderjaar. Aan werknemers met een onvolledige referteperiode wordt het bedrag betaald pro rata van de werkelijke prestaties en rekening houdend met de gelijkgestelde periodes opgenomen: * alle dagen waarvoor de betrokken bedienden loon (bv. gewaarborgd maandloon in geval van ziekte, loon bij klein verlet) of vakantiegeld hebben gekregen; * de dagen moederschapsverlof; * de dagen arbeidsongeschiktheid gedekt door een vergoeding die wordt toegekend overeenkomstig de CAO nr. 13bis 26 februari 1979 betreffende de toekenning van een gewaarborgd maandloon aan de bedienden. Deze CAO is van toepassing op bedienden in de proeftijd, op bedienden met een contract van bepaalde duur van minder dan drie maanden en op bedienden met een contract voor een duidelijk omschreven werk van normaal minder dan drie maanden. Krachtens deze CAO hebben ook deze bedienden recht op een gewaarborgd maandloon. De pro rata regeling geldt eveneens bij overgang van statuut voltijds naar deeltijds en omgekeerd.
5. Jaarlijkse premie
Naast de ecocheques, zijn werkgevers ook verplicht een jaarlijkse premie te betalen aan hun bedienden-personeel. Het bedrag van deze premie bedraagt 267,64€ (voor elke werknemer die 12 maanden voltijds heeft gewerkt). Deze premie wordt uitbetaald onder dezelfde voorwaarden als deze die gelden voor de uitbetaling van de ecocheques. Bovendien kan deze premie worden omgezet in een gelijkwaardig voordeel.
6. Tegemoetkoming woon-werkverkeer
De tussenkomst van de werkgever is afhankelijk van de manier waarop de werknemer zich naar het werk begeeft: * het gemeenschappelijk openbaar treinvervoer * het gemeenschappelijk openbaar vervoer ander dan het treinvervoer * gecombineerd gemeenschappelijk openbaar vervoer * per fiets * met de eigen wagen.
1) Gemeenschappelijk openbaar treinvervoer De tussenkomst van de werkgever is gelijk aan 80% van de prijs van de treinkaart in 2de klasse voor een overeenstemmende afstand vanaf de 1ste kilometer. Aan de bedrijven wordt aanbevolen om zonder bijkomende kosten een derdebetalersregeling voor het treinvervoer af te sluiten met de NMBS, waarbij de overige 20% door de overheid wordt betaald, zodat de bediende kan genieten van een kosteloos woon- werkverkeer met de trein.
2) Gemeenschappelijk openbaar vervoer ander dan het treinvervoer De bijdrage van de werkgever in de prijs van de abonnementen wordt als volgt vastgesteld: * wanneer de prijs van het vervoer in verhouding tot de afstand staat: de tussenkomst is gelijk aan de forfaitaire bedragen opgenomen in de CAO, zonder evenwel 75% van de werkelijke vervoerprijs te overschrijden; * wanneer de prijs een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand: de bijdrage is gelijk aan 71,8% van de effectief door de bediende betaalde prijs, zonder evenwel de forfaitaire bedragen waarvan sprake onder a) voor een overeenstemmende afstand van 7 km te overschrijden. De werkgever komt tussen voor de verplaatsingen vanaf 3 km. Vanaf 01/07/20 geschiedt de tussenkomst vanaf 1 km.
3) Gecombineerd gemeenschappelijk openbaar vervoer Wanneer de bediende gebruik maakt van een combinatie van openbaar vervoermiddelen, waarvoor slechts 1 vervoerbewijs wordt afgeleverd, wordt de bijdrage van de werkgever berekend op basis van de forfaitaire bedragen waarvan sprake onder 2. In alle andere gevallen bestaat de tussenkomst uit de som van alle tussenkomsten voor elk openbaar vervoermiddel afzonderlijk.
4) Fiets Voor de bedienden die regelmatig gebruik maken van de fiets om zich te verplaatsen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, wordt vanaf 01/07/20 een fietsvergoeding ingevoerd. Deze bedraagt 0,10€ per effectief met de fiets afgelegde kilometer met een maximum van 4€ (max. 40 km heen en terug) per arbeidsdag. De bedienden moeten aan de werkgever een ondertekende verklaring voorleggen waarin zij verklaren dat zij bij de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling regelmatig gebruik maken van de fiets. De fietsvergoeding is niet cumuleerbaar met andere tussenkomsten op het woon- werktraject, met uitzondering van de tussenkomst in het openbaar vervoer.
5) Eigen vervoer Indien van een privé-auto gebruik wordt gemaakt, is de werkgever verplicht maandelijks tegemoet te komen in de vervoerskosten van het woon werkverkeer van de bedienden die hij tewerkstelt, op voorwaarde dat het bruto jaarloon niet méér bedraagt dan 27.750€. De afstand moet ook ten minste 3km zijn. Deze tussenkomst is gelijk aan 50% van de prijs van een treinkaart geldig voor 1 maand in 2de klasse voor het overeenstemmend aantal kilometers. De tussenkomst van de werkgever in het woon- werkverkeer wordt maandelijks betaald.
7. Werkloosheid met bedrijfstoeslag (brugpensioen)
De term 'stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag' vervangt sinds 1 januari 2012 de term 'brugpensioen'. In dit stelsel krijgt de oudere ontslagen werknemer een vergoeding ten laste van zijn laatste werkgever als aanvulling op zijn werkloosheidsuitkering. Aan deze voorwaarden moeten de bedienden voldoen om gebruik te kunnen maken van dit systeem: De regeling voor SWT ziet er als volgt uit voor de periode 1/1/2019 t.e.m. 30/06/2021 : 1. Leeftijd en loopbaan * Vanaf 59 jaar voor bedienden met 33 jaar loopbaan, waarvan - 20 jaar nachtarbeid of - tewerkstelling in zwaar beroep - en mits 10 jaar anciënniteit in de onderneming; * Vanaf 59 jaar voor bedienden met 35 jaar loopbaan of tewerkstelling in zwaar beroep en mits 10 jaar anciënniteit in de onderneming; * Vanaf 59 jaar voor bedienden met een lange loopbaan 40 jaar en mits 10 jaar anciënniteit in de onderneming. 2. Ontslagen worden door de werkgever 3. Recht hebben op een werkloosheidsuitkering
8. Tijdskrediet en landingsbanen bedienden
De CAO tijdskrediet wordt verlengd voor de periode 01/07/2019 t.e.m. 30/06/2021 met volgende aanpassingen: 1) Voor bedienden met minder dan 5 jaar anciënniteit in de onderneming: recht op 24 maanden voltijds of halftijds tijdskrediet om redenen van zorg (zorg voor een kind tot 8 jaar, palliatieve zorgen, zorg voor een zwaar ziek familielid tot in de 2de graad) of om een erkende opleiding te volgen; 2) Voor bedienden met minstens 5 jaar anciënniteit in de onderneming: recht op 51 maanden voltijds of halftijds tijdskrediet met motief zorg (zorg voor kind tot 8 jaar, palliatieve verzorging, zorg voor een zwaar ziek familielid tot in de 2de graad, zorg voor een gehandicapt kind van minder dan 21 jaar van de werknemer of zorg voor een zwaar ziek linderjarig kind); 3) Voor bedienden met minstens 5 jaar anciënniteit in de onderneming: recht op 36 maanden voltijds of halftijds tijdskrediet met motief opleiding; 4) Landingsbanen: recht op 1/5 landingsbaan vanaf 55 jaar en op halftijdse landingsbaan vanaf 57 jaar voor de bedienden met een lange loopbaan van 35 jaar, de bedienden met 20 jaar nachtarbeid en deze die gewerkt hebben in een zwaar beroep; dit geldt vanaf 01/01/2019 t.e.m. 31/12/2020. Aangezien deze regeling op 31/12/2020 afliep, is het voor deze categorieën werknemers in principe niet meer mogelijk om een onderbrekingsuitkering van de RVA te krijgen. 5) Aanvullende uitkering van het sociaal fonds: deze blijft behouden voor bedienden die 1/5 eindeloopbaan starten vanaf 60 jaar en voor diegenen die 1/5 eindeloopbaan starten vanaf 55 jaar (lange loopbaan 35 jaar, zwaar beroep en 20 jaar nachtarbeid). Zij bedraagt 74,09€ per maand na indexering op 1 januari 2020. De regeling geldt van 01/01/2019 t.e.m. 30/06/2021.
9. Opleiding van de bedienden
Toekenning van opleidingsdagen In de ondernemingen met 20 of meer bedienden biedt de werkgever een gemiddelde van 5 opleidingsdagen per VTE aan tijdens de periode die loopt vanaf 01/01/20 t.e.m. 31/12/21. In de ondernemingen met minder dan 20 bedienden biedt de werkgever een gemiddelde van 4 opleidingsdagen per VTE aan tijdens de periode die loopt vanaf 01/01/20 t.e.m. 31/12/21.
Met opleidingen worden zowel formele als informele opleidingen bedoeld.
Aan de deeltijdse bedienden worden de opleidingsdagen prorata hun tewerkstellingsregime toegekend. Het recht op opleiding geldt niet voor de bedienden die zijn aangeworven met een overeenkomst voor een bepaalde duur van 1 jaar of minder.
Daarnaast wordt voor elk bediende een aanvullend recht op 1 dag beroepsopleiding geopend voor diezelfde periode. Deze opleiding moet 's avonds of tijdens het weekend gevolgd worden en buiten de arbeidstijd vallen. De aanvullende opleidingsdag is een beroepsopleiding die door CEVORA wordt gegeven. Om van die opleidingsdag te genieten, moet de bediende zich wenden tot CEVORA. Per volledige opleidingsdag die hij volgt, ontvangt de bediende vanwege CEVORA een premie van 40€ als forfaitaire tegemoetkoming in zijn verplaatsings- en opleidingskosten. Deze opleidingsdag wordt niet als arbeidstijd beschouwd en wordt niet als zodanig bezoldigd. Daarenboven komt deze opleidingsdag niet in aanmerking voor het betaald educatief verlof.
Met uitzondering van deze aanvullende dagopleiding worden alle opleidingsdagen aangeboden tijdens de werkuren. Indien de opleiding plaats vindt buiten de werkuren, moet de werkgever aan de bediende een gelijke compensatie in arbeidstijd toekennen. De verplaatsingskosten van de bediende van en naar de opleiding komen ten laste van de werkgever.
Te volgen procedure Ondernemingen met 20 of meer bedienden met vakbondsafvaardiging kunnen tussen 1/1/2020 en 30/06/2020 een bedrijfseigen opleidingsplan opstellen waarin zij volledig autonoom de modaliteiten van de opleiding kunnen bepalen. Dit plan moet de instemming krijgen van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging en moet geregistreerd worden bij het Sociaal Fonds voor de bedienden. Indien met de syndicale delegatie geen opleidingsplan kan worden afgesproken, kan het suppletief opleidingsplan van CEVORA onderschreven worden en geregistreerd worden bij het Sociaal Fonds. In dat geval worden 4 van de opleidingsdagen individuele opleidingsdagen. Dit geldt eveneens, wanneer noch een bedrijfseigen noch een suppletief opleidingsplan van toepassing is.
Ondernemingen met 20 of meer bedienden zonder vakbondsafvaardiging kunnen het suppletief opleidingsplan van CEVORA onderschrijven en laten registreren bij het Sociaal Fonds. Het plan wordt uitgehangen in het bedrijf. In dat geval zijn 2 van de opleidingsdagen individuele opleidingsdagen. Indien geen suppletief opleidingsplan wordt geregistreerd, zijn 3 van de opleidingsdagen individuele opleidingsdagen. Bedrijven zonder vakbondsafvaardiging kunnen eveneens tot de sectorale CAO toetreden door een schriftelijke verbintenis aan te gaan dat het recht op opleiding zal gerealiseerd worden via CEVORA-opleidingen.
Voor ondernemingen met minder dan 20 bedienden zijn 2 van de opleidingsdagen individuele opleidingsdagen. Ook deze bedrijven kunnen tot de sectorale CAO toetreden door een schriftelijke verbintenis aan te gaan dat het recht op opleiding zal gerealiseerd worden via CEVORA-opleidingen.
De registratie van de opleidingsplannen of opleidingsverbintenissen moet gebeuren tussen 1/1/2020 en 31/12/2020. De registratie van het opleidingsplan bij CEVORA is zeer belangrijk, omdat de onderneming in dat geval een beroep kan doen op financiële tegemoetkomingen van CEVORA.
De bediende kan het recht op een individuele opleidingsdag activeren door zelf tegen uiterlijk 30/06/2021 aan de werkgever een schriftelijk voorstel te doen binnen het aanbod van CEVORA. De werkgever kan dit weigeren, indien hij niet akkoord is met de inhoud/timing of indien de bediende reeds voldoende opleidingen heeft gekregen. Bij weigering door de werkgever en bij afwezigheid van een tegenvoorstel tegen uiterlijk 31/12/2021, kan de bediende de niet-toegekende individuele opleidingsdagen opnemen onder de vorm van opleidingen georganiseerd door CEVORA en dit uiterlijk tegen 30/06/2022. Meer info hierover op www.sfonds200.be.
10. Coronacrisis
Veilig aan het werk Om de verspreiding van het virus binnen bedrijven zoveel mogelijk te beperken, moeten er veel preventiemaatregelen worden genomen. Hiertoe is een generieke gids opgesteld met richtlijnen om de veiligheid van de werknemers te waarborgen. Deze tool kan door de verschillende sectoren of door de werkgevers worden aangepast aan hun behoeften. De gids is beschikbaar op de website van de FOD Werkgelegenheid.
Op de website van de FOD Werkgelegenheid vindt u ook een checklist en een affiche die u op uw werkplek kunt ophangen om iedereen te herinneren aan de belangrijkste regels voor veilig aan het werk.
11. Fietsvergoeding
Volgens NAR-CAO nr 164, de werknemer die de verplaatsingen tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling regelmatig per fiets verricht, ontvangt een fietsvergoeding van zijn werkgever vanaf 01/05/2023.
De toekenning van de vergoeding wordt geplafonneerd op een afstand van maximum 20 km per enkel traject, dus 40 km in totaal per dag voor een heen- en terugtraject.
Voor 2023 bedraagt de vergoeding € 0,27/km. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. In 2024 is het geïndexeerde bedrag € 0.28/km. Het wordt betaald samen met de loonafrekening.
De CAO nr 164 is een suppletieve collectieve arbeidsovereenkomst.
Voor bedienden: behoud van de fietsvergoeding van € 0,20/km volgens de modaliteiten van sector CAO PC 200.
Relevante wetgeving:
- CAO van 16 januari 2020 bijdrage de vervoerkosten.
- CAO van 1 juli 2019 betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (zware beroepen).
- CAO van 1 juli 2019 betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (loopbaan).
- CAO van 1 juli 2019 inzake opleiding.
- CAO van 1 juli 2019 betreffende de koopkracht.
- CAO van 1 juli 2019 betreffende de bijdrage in de vervoerkosten.
- CAO van 1 juli 2019 betreffende het tijdskrediet.
- CAO van 9 juni 2016 betreffende de beroepsindeling.
- CAO van 9 juni 2016 betreffende de ecocheques.
- CAO van 9 juni betreffende de eindejaarspremie.
- CAO van 9 juli 2015 betreffende de jaarlijkse premie.
- Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de tegemoetkoming van de werkgever voor de verplaatsingen per fiets van de werknemer tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling
©2024 Instituut voor de autoCar en de autoBus, alle rechten voorbehouden
Nederlands / Français